Bij het verrichten van genealogisch onderzoek in Brabant wordt men geconfronteerd met de ontwikkeling van het huwelijksrecht zoals dat in de Generaliteitslanden gold. Na 1648 en voor 1795 kon men alleen een wettig huwelijk sluiten voor schepenen of voor de predikant van de Nederduits Gereformeerde Kerk. In sommige delen van Brabant was dat reeds vóór 1648 het geval. In het gebied van de Republiek der zeven Vereenigde Provincien was o.m. van kracht het "Egtreglement van de Staten van Holland", uitgevaardigd op 1 april 1580.1) In de "Republiek" was de Ned. Geref. Kerk de heersende kerk geworden en naarmate de tachtigjarige oorlog vorderde en de Staten Generaal een steeds groter gebied onder hun bestuur wisten te krijgen, is er geijverd om in de pas verworven gebieden de "ware gereformeerde religie" te bevorderen. Tot het beschermen en bevorderen werd een aantal ordonnantien en placcaten uitgevaardigd. Dit waren niet zo zeer anti-papistische maatregelen, maar meer protectionistische! Er bestond "vrijheid van godsdienst", d.w.z. individuele godsdienstvrijheid. Immers, men kon geloven wat men wilde en het doen van inquisitie naar iemands geloof was bij de Unie van Utrecht verboden.2) Tegenover de individuele godsdienstvrijheid stond de "collectieve godsdienstvrijheid" en die was niet toegestaan.3) Tot het pakket maatregelen behoorde ook, dat de pastoors het recht tot huwelijkssluiting ontnomen werd.4) Het hoogtepunt van deze maatregelen vormde het "Egtreglement over de Generaliteijt", uitgevaardigd op 18 maart 1656.5) De invoering van dit "egtreglement" maakte een einde aan een in de Republiek bestaande "bonte mengeling" van huwelijksvoorschriften, uitgevaardigd door de synodale en burgerlijke overheid; deze waren veelal plaatselijk, hooguit gewestelijk. Zo werd een unificatie van de huwelijkswetgeving gerealiseerd voor het gebied dat onder jurisdictie van de Republiek der Zeven Verenigde Provintien viel. DAT WAS DESTIJDS EEN UNICUM! De belangrijkste facetten van deze wetgeving waren o.m.:
| 61 | ||||||
Men had de mogelijkheid om te trouwen buiten de plaats, waar men in ondertrouw was gegaan. In dat geval moest men het huwelijk binnen veertien dagen door de secretaris van het gerecht van de plaats van ondertrouw laten inschrijven. Liet men dit achterwege, dan werd het paar beboet met 25 gulden. Trouwde men buiten de geboorteplaats, dan moest vóór de tweede proclamatie een borg- of ontlastbrief overlegd worden.8) Het "egtreglement" vermeldt NIET wanneer men voor schepenen, resp. predikant van de Ned. Geref. Kerk moest trouwen. Wel wordt vermeld, dat in de kerk geen ongedoopten mochten trouwen, evenmin als "Joden en Mohamutanen". Trouwen voor de predikant was oorspronkelijk gratis, zij het dat er aangedrongen werd op het geven van aalmoezen; voor het trouwen voor schepenen was men oorspronkelijk 1 schelling verschuldigd. Sedert de Ordonnantie op het Middel van Trouwen en Begraven van 26 oktober 1695 gold voor beide wijzen van trouwen hetzelfde tarief. Een volkomen nieuw aspect van het "egtreglement" was, dat elk echtpaar een "trouwbrief" uitgereikt kreeg.9) De echtelieden konden derhalve steeds hun echtelijke status en dus ook de wettelijke status van de uit hun samenleving geboren kinderen bewijzen. Door de invoering van deze trouwbrief had de overheid een controlemiddel op de verboden "roomse" huwelijken: bezat men geen trouwbrief, dan was men niet wettig gehuwd, met alle gevolgen van dien, want het "egtreglement" bepaalde verder dat geestelijken van de niet-gereformeerde religie voortaan niemand in ondertrouw mochten nemen, noch trouwen of hertrouwen, zonder dat deze wettelijk ondertrouwd, resp. getrouwd waren.10) Met het invoeren van deze trouwbrief voor de GENERALITEITSLANDEN had men een bijzonder goede maatregel getroffen. Lang na de invoering van deze trouwbrief deden zich in de Republiek regelmatig grote moeilijkheden voor, wanneer men moest bewijzen, gehuwd te zijn, terwijl dan bleek, dat de trouwregisters waaraan het bewijs ontleend moest worden, door brand, 000rlog of andere calamiteiten verloren waren gegaan. Het "egtreglement" geeft ook bindende regels, die nagekomen moesten worden wanneer een weduwnaar of weduwe hertrouwt. In een dergelijk geval moet de weduwe, resp. weduwnaar "aan haare weezen, indien se enige hebben, haare goederen beweesen en daar van blijke bij een behoorelijcke Scabinale of Weeskamer acte, op peene, dat diegeene, die desen ter Contrarij koomen te doen, in haar Particulier gehouden sullen weesen te onderhouden de weezen, welke bij gebrek van het gerequireerde bewijs tot armoede koomen te vervallen". De "scabinale acten" vindt men terug in de schepenregisters van "Allerhande Acten", waarin men dan de "inventarissen" aantreft.11) Het totale bezit werd opgemaakt en er vloeit uit voort een vergelijking van de activa en de passiva. Het kan zijn, dat de schulden het bezit overtreffen of dat de waarde van de boedel zo gering is dat het maken van een inventaris achterwege gelaten wordt. Dat vindt men dan ook vermeld. Is er bezit, dan zal men veelvuldig een "contract" aantreffen gepasseerd voor schepenen of voor de notaris, waarbij een overeenkomst aangegaan wordt tussen het bruidspaar aan de ene kant en de voogden van de minderjarigen aan de andere kant. Dit contract wordt aangegaan om een boedelscheiding, d.w.z. een deling van de boedel, nadelig voor beide partijen, te vermijden. | 62 | ||||||
Zijn er geen minderjarige kinderen, dan vindt men soms een erfdeling tussen de overgebleven echtgenoot/echtgenote en de kinderen. Degene, die deze regels niet naleefde, werd bestraft met een boete, die door weeskamers, resp. het gerecht, hierop gesteld was, terwijl 1/8 van het bezit verbeurd werd verklaard, ten profijte van de betreffende weeskinderen. Ook kwam het voor, dat de derde proclamatie geweigerd werd, vóórdat aan de voorkinderen bewijs van hun moederlijk erfgoed was gedaan.12) Geheime huwelijken -gesloten zonder tussenkomst van een geestelijke of van schepenen- zijn verboden en worden nietig verklaard. Dit is echter niet nieuw: het is een herhaling van de door Karel V afgekondigde verordening in het "Eeuwig Edict" van 4 oktober 1540.13) Voorts werd een nauwkeurig onderzoek naar de contrahenten bevolen, o.m. "hoe nae sij malkanderen staan in den bloede". Speciaal moet men letten op vreemdelingen en op "die in de Militie". De autoriteiten waren dus verplicht bij de ondertrouw een beschrijving van de verloofden op te nemen, speciaal met naam en toenaam. Dit is in tegenstelling tot de huwelijksinzegening in de R.K. kerk. De pastoor was hiertoe niet uitdrukkelijk verplicht -bovendien zal hij in de meeste gevallen het bruidspaar wel gekend hebben- zodat hij alleen de namen van bruid en bruidegom noteerde.14) Zowel volgens het Canonieke Recht als volgens het "egtreglement" moesten (ten minste) twee getuigen bij de huwelijkssluiting en de ondertrouw aanwezig zijn. Deze getuigen kunnen verwanten zijn, zoals bij trouwen voor schepenen en de predikant veelvuldig het geval was, òf getuigen, die vrijwel altijd direct ter beschikking waren, b.v. de pastoorsmeid of de koster.15) De hiervoor vermelde verordeningen golden voor twee personen van "gelijke religie", maar de Staten Generaal heeft het sluiten van huwelijken tussen personen van ongelijke religie willen bemoeilijken. Zo moest de bruidegom minstens 25 jaar oud zijn en de bruid 20 jaar. Was één der partners minderjarig, dan werden geen proclamaties verleend. Voorts werden de huwelijksproclamaties niet afgelezen op drie achtereenvolgende zondagen, maar "van zes weken tot zes weken", d.w.z. dat men nu achttien weken in ondertrouw was! Wanneer iemand wilde trouwen, die van de gereformeerde religie overgegaan was naar de R.K. kerk -of omgekeerd- dan werden er geen huwelijksgeboden verleend dan nadat een wachttijd van één jaar in acht was genomen. Voorts kunnen trouwbeloften tussen personen van verschillende religie altijd verbroken worden, zonder consequenties.16) Militairen moesten toestemming hebben van hun compagniescommandant of de ritmeester van hun eenheid om te kunnen trouwen. Wanneer men 6 jaar in dezelfde compagnie gediend had, was de commandant van de eenheid verplicht het consent te verlenen; bij een kortere diensttijd bestond deze verplichting niet.17,18) Voorts werd door de Staten Generaal bepaald, dat militaire noch politieke officieren mochten trouwen met "roomse" vrouwen. Overtraden zij dit gebod, dan werden ze onmiddellijk vervallen verklaard van hun ambten. Voorts vaardigden de Staten Generaal twee resoluties uit, waarbij de Zwitsers, die in de Generaliteit in garnizoen liggen, zich hebben te conformeren aan de regels van het echtreglement.19,20) Het "toezicht" op de ondertrouwden werd aanleiding tot het stuiten van de ondertrouw van Peter van Vessem op 30 maart 1744. Hij was op 28 maart voor de Ned. Geref. predikant te Tilburg en te Loon op Zand in ondertrouw gegaan; Peter was geboren te Breda en wonende te Tilburg; zijn bruid Pieternel de Leeuw was geboren en wonende te Loon op Zand. Jennemie de Muijt, weduwe van Antoni Haans, maakt er op attent dat de bruidegom te Breda ondertrouwd was met een ander!.21) Aan hetgeen in het echtreglement verordonneerd is, werd niet altijd de hand | 63 | ||||||
gehouden, getuige de herhalingen van dit placcaat, o.m. op 3 april 1708, in de vorm van een "Waarschouwing".22,23) Soms vermeldde de predikant, waarbij het paar in ondertrouw was gegaan "getrouwd op zijn tijd". Kennelijk wist hij dan niet uit eigen waarneming waar, wanneer en ten overstaan van wie, het paar getrouwd was. Voorts treffen wij in de Ned. Geref. Trouwregisters, na de ondertrouwdatum de vermelding: "getrouwd ten behoorlijke tijd" of "getrouwd na de derde roep". Dit betekende dat de geboden 10 resp. 7 maal waren afgelezen! Andere religieuse groeperingen waren de Doopsgezinden, de Lutheranen en leden van de Waalse kerk. Doopsgezinden kwamen in Brabant niet of nauwelijks voor. De beide andere groeperingen waren praktisch alleen in de (garnizoens)steden aanwezig. Deze gehele wetgeving werd ingetrokken bij ordonnantie van de Provisionele Representanten van Bataafsch Braband van 25 mei 1796, waarbij de bepaling, dat huwelijken tussen personen van verschillende godsdienst eerst na driemaal zes weken mogen worden voltrokken, als in strijd met de "Rechten van den Mensch", wordt veranderd in de bepaling, dat om de acht dagen de huwelijksafkondigingen mogen plaatsvinden.24,25) | 64 |
Noten | |
1. | Groot Placcaetboek I, f. 330. |
2. | De Unie van Utrecht werd op 23 januari 1579 getekend door Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht en de Ommelanden; later ook door de overige gewesten en door eniele steden in de Zuidelijke Nederlanden, o.a. Antwerpen en Gent. De Unie, die slechts voor oorlogstijd was aangegaan, was tot 795 als grondwet der Verenigde Nederlanden te beschouwen. |
3. | Alle kerken, anders dan die der Nederduits Gereformeerde Gemeente, mochten er van de buitenkant niet uitzien als een kerk. Vandaar de "schuurkerken" in het gebied der Generaliteit. |
4. | Verder werden de bezittingen der R.K. kerk verbeurd verklaard en geplaatst onder het beheer van de rentmeesters der geestelijke goederen. Kloosters werden opgeheven: manlijke kloosterlingen moesten vertrekken, de vrouwelijke religieuzen mochten in hun kloosters blijven, maar er mochten geen novicen aangenomen worden! |
5. | Groot Placcaetboek I, f. 359, resp. II, f. 2429. |
6. | Ook wel: Commissarissen van huwelijkse zaken. |
7. | Welke kerken één dominee bediende, kan men nazoeken in: "Nederland in Vroeger Tijd". Dit is een herdruk van: "Tegenwoordige Staat der Verenigde Nederlanden", uitgegeven te Amsterdam door Isaac Tition (1758). Herdruk: Europese Bibliotheek, Zaltbommel (1964-1968). |
8. | Verviel de gemigreerde persoon tot armoede, dan moest er duidelijkheid zijn, wie de ondersteuning moest verstrekken en dat waren de schepenen van de plaats van herkomst. De borgbrieven -ook wel: akten van indemniteit- zijn in gebruik geweest van circa 1700-1811. Was men gegoed voor meer dan f 200,=, dan verviel de verplichting een borgbrief te overleggen. |
9. | Uiteraard moest men voor deze borgbrief betalen; armlastigen kregen dit document gratis. |
10. | Op overtreding stond een bedreiging met straf: bij een eerste overtreding werd de betreffende geestelijke een langer verblijf in de plaats van inwoning ontzegd. Bij een tweede overtreding wordt hij uit het land verbannen, zonder er ooit weer te mogen terugkeren. Ook degenen, die bij een dergelijke geestelijke in ondertrouw waren gegaan vielen onder een strafbedreiging: zij riskeerden een boete van 100 caroli gulden. |
11. | In "Brabant" vindt men slechts zes weeskamers: vijf in West-Brabant en één in Grave. De weeskamerarchieven van Grave zijn gesloten wegens sterie brandschade. |
12. | Groot Placcaetboek VIII, f. 545. Dit is een resolutie van de Staten Generaal van 21 juli 1755. Hierbij werd de maatregel getroffen door de kerkeraad en de magistraat van Oosterhout, goedgeieurd door Hoog Mogenden. |
13. | Karel V is de eerste geweest, die een unificatie van rechtsregels heeft trachten door te voeren voor het gebied van de 17 Verenigde Provincien: homologatie van eostuijmen (1525), d.w.z. iedere Heerlijkheid of Vrijheid werd verplicht de costuijmen -hun rechtsregels- naar Brussel te zenden. Dit bevel is echter slechts sporadisch opgevolgd. Zo ian men b.v. vinden: "volgens Antwerpse costuijmen", d.w.z. de betreffende schepenbank volgde de gedragsregels van Antwerpen. |
14. | De pastoor heeft bruid en bruidegom tot ver in de achttiende eeuw volgens patroniemren genoteerd, terwijl bij de predikant/schepenen het bruidspaar met familienaam vermeld wordt. Derhalve is het zinvol zowel het rechtsgeldige huwelijk als het huwelijk, ingezegend door de pastoor op te zoeken cm te ervaren wat de patroniemen van het bruidspaar zijn. |
15. | De getuigen bij de huwelijksinzegening waren meestal "vaste" personen, b.v. de koster en de pastoorumeid. Ook vindt men paren, waarvan tevoren het huwelijk ingezegend was, als getuigen optreden. Bij de huwelijken van de andere categorie zijn de getuigen veelvuldig familieleden van het bruidspaar. |
16. | Groot Placcaetboek VII, f. 813 (3 juni 1750). |
17. | Aangezien men slechts soldaat kon worden als men minimaal 18 jaar oud was, konden militairen dus op de leeftijd van 24 jaar trouwen. |
18. | Er zijn gevallen bekend, waarbij de militair een huwelijksconsent geweigerd werd door de compagniescommandant. De Staten Generaal beslist op 7 juni 1731, dat de reden van de weigering niet opgegeven behoeft te worden. (Groot Placcaetboek VI, f. 186) (Zie ook: Groot Placcaetboek VII, f. 810). |
19. | Resoluties van 3 maart 1738 en 11 mei 1739 (Groot Placcaetboek VIII, f. 534). |
20. | Resoluties van 1 maart 1751, resp. 16 juni 1752 (Groot Placcaetboek VIII, f. 537-541). |
21. | Ned. Geref. Trouwboek 22, f. 150, G.A. Tilburg. |
22. | Mensen van Vroeger 3, f. 166 e.v., en f. 241 e.v. (1975). |
23. | Vries, Mr.Dr. W. de: Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie, XXX, f. 87 (1976). |
24. | Proclamatie der rechten van den Mensch en van den Burger, 31-1-1795. Zie: Gerbenzon, Mr. P. & Aigra, Mr. N.E.: "Voortgangh des rechtes", f. 169 (H.D. Tjeenk Willink, Groningen 1972, derde druk). |
25. | Gewestelijke Besturen Nr. 37 f. 441, R.A. 's-Hertogenbosch. |